Het oudste manuscript in Tresoar
Leeuwarden, Tresoar, PBF 55 hs: Attische nachten
Het oudste manuscript in de collectie van het Tresoar is een manuscript waarin een kopie is overgeleverd van de tekst Attische nachten (Noctes Atticae) van Aulus Gellius (ca 123-ca 180 CE). Behalve dat het één van de oudste gedateerde handschriften is van Nederland—waarover later meer—zijn er meerdere redenen om dit manuscript speciale aandacht te schenken in dit portaal, ook al is het niet met goud en miniaturen versierd.
Het boek komt namelijk voor, zo heeft Lieftinck beargumenteerd, in twee brieven uit de negende eeuw. De briefschrijver is Lupus van Ferrières (ca 805-ca 862), een geleerde monnik die vanuit zijn klooster in Ferrières naar Fulda werd gestuurd om daar te studeren bij abt Hrabanus Maurus (780-856). Hrabanus voerde daar een actief verzamelbeleid voor antieke teksten voor de bibliotheek van Fulda. Lupus zette zich daar mede voor in: in 829 of 830 schreef hij een brief aan Einhard, de beroemde en geleerde oud-kapelaan van Karel de Grote, met de vraag of hij enkele boeken een poos mocht lenen om ze te laten overschrijven voor de bibliotheek: hij noemt Cicero’s traktaat over de retorica (“Tulli de rhetorica liber”) en Aulus Gellius’ Attische nachten (“Agelii noctium Atticarum”). In 836 schrijft Lupus nog een brief aan Einhard, ditmaal om zich te verontschuldigen voor het feit dat hij het geleende exemplaar van Aulus Gellius nog niet kan terugsturen omdat Hrabanus het van hem heeft afgepakt:
Leeuwarden, Tresoar, PBF 55 hs (open view)
“Agellium misissem, nisi rursus illum abbas [lees: Hrabanus] retinuisset, questus necum sibi eum esse descriptum. Scripturum se tamen vobis dixit quod praefatum librum vi mihi extoserit. Verum et illum et omnes caeteros, quibus vestra liberalitate fruor, per me, se Deus vult, vobis ipse restituet.”
“Ik zou je de Aulus Gellius gestuurd hebben, als de abt [lees: Hrabanus] het niet had achtergehouden, klagend dat er nog geen kopie voor hem gemaakt was. Hij heeft beloofd dat hij u zal schrijven dat hij met geweld het boek van mij heeft afgepakt. Maar dit boek en ook alle andere waarvan ik dankbaar gebruikmaak dankzij uw vrijgevigheid zal door mij persoonlijk aan u worden terugbezorgd, als God het wil.”
Leeuwarden, Tresoar, PBF 55 hs, f. 66r
Op grond van deze brieven, zo heeft Lieftinck beargumenteerd, is het waarschijnlijk dat het handschrift dat nu in de collectie van het Tresoar te zien is, het handschrift is dat rond het jaar 836 in Fulda is afgeschreven.
Als we naar het handschrift zelf kijken, zien we een aantal karakteristieken die dit ondersteunen. Ten eerste is het formaat van het handschrift opmerkelijk: het is haast vierkant, een kenmerk van boeken uit de eerste helft van de negende eeuw. (Later wordt een rechthoekige formaat meer algemeen.) Ten tweede zien we een mix van types schrift die overeenkomt met wat men in Fulda kan verwachten: daar waren zowel schrijvers die waren opgeleid in de Angelsaksische wereld als op het continent, en in het boek zien we zowel het insulaire schrift als het continentale Karolingische type. Op f. 66r is een overgang te zien van het ene type naar het andere, midden in regel 15.
Tenslotte is te zien dat naar het einde perkament is gebruikt van steeds slechtere kwaliteit. Het afmaken van het handschrift was een haastklus: het voorbeeldboek moest terug naar Seligenstadt, waar Einhard ongeduldig op zijn boek zat te wachten. De tekst moest worden afgemaakt, ook al was er geen goed perkament meer voor handen: gaten, randen en slechte plekken zijn allemaal te vinden in de laatste bladen van dit boek.
Zo brengt het samenspel van de brieven van Lupus en de materiële kenmerken van het boek zelf ons heel dicht bij de historische werkelijkheid van het verre verleden. De ijver van Lupus, de strengheid van Hrabanus en het ongeduld van Einhard: ze zijn allemaal tastbaar in dit ene handschrift.
Leeuwarden, Tresoar, PBF 55 hs, f. 164v
G.I. Lieftinck, “Le ms. d’Aule-Gelle à Leeuwarden exécuté à Fulda en 836 (Leeuwarden, Bibl. Prov. de Frise, ms. B.A. Fr. 55)”, in: Bulletino dell’Archivio Paleografico Iatliano, Nuova Serie, 1, 1955, 11-17, pls. I-XI.
J.M.M. Hermans, A. Pastoor, De Oudheid in handen. Klassieke handschriften in de Provinsjale & Buma Biblioteek fan Fryslân, Leeuwarden 2002, 51-53 en 87-88.
Loup de Ferrières, Correspondance, ed. and transl. L. Levillain (Paris, Vol. I, 1927, vol. II, 1935); English translation in The letters of Lupus of Ferrières. Translated with an Introduction and Notes, by G.W. Regenos (Den Haag, 1966), 17.