Mystiek in de marge
Mystiek in de marge
De geestelijke bruiloft van mysticus Jan van Ruusbroec (ca. 1293-1381) werd graag gelezen in de lage landen. Ook een lezer van een handschrift uit de eerste helft van de vijftiende eeuw vond het blijkbaar een mooi boek. Deze persoon voegde uitspraken en excerpten van De geestelijke bruiloft toe aan twee mystieke traktaten, die zich bevinden in een devotieboek met voornamelijk mystieke teksten van moderne devoten uit de IJsselstreek (Deventer, Athenaeumbliotheek, 101 E 7 KL).
Deventer, Athenaeumbibliotheek, 101 E 7 KL, fols. 228v-229r
Opvallend genoeg zijn de citaten van Jan van Ruusbroec niet achter de laatste tekst aan geschreven, maar telkens onderaan de hoofdtekst in stukjes en beetjes in de marge toegevoegd. De toegevoegde passages uit De geestelijke bruiloft zijn op elke pagina rood omkaderd, om ze duidelijk te kunnen onderscheiden van de hoofdtekst. Het handschrift is net een modern omkeerboek, waarbij aan de voor- en achterzijde een verhaal kan worden gestart. De rood omlijnde passages, die doorlopen in de marges van de volgende pagina’s, kunnen namelijk onafhankelijk van de hoofdtekst worden gelezen. Maar wie weet was het juist de bedoeling om de teksten parallel te lezen, in plaats van los van elkaar, en vormden de citaten uit Jan van Ruusbroecs Geestelijke bruiloft, in de ogen van deze lezer, een mooie aanvulling op de mystieke teksten waar ze onder zijn geschreven.
Je zou denken dat er een dieperliggende reden geweest moet zijn om de passages in de ondermarge te schrijven, anders dan ruimtegebrek. Er gaan in deze codex namelijk maar liefst vier lege bladen aan vooraf, gelinieerd en wel, waar deze excerpten makkelijk neergeschreven hadden kunnen worden.
Deventer, Athenaeumbibliotheek, 101 E 7 KL, fols. 219v-220r
In devotieboeken vinden we wel vaker lege bladzijden, meestal achterin het boek, waar lezers citaten toe konden voegen die ze elders hadden gelezen en graag wilden onthouden. Waarom heeft deze lezer de citaten uit Ruusbroecs Geestelijke bruiloft dan niet daar geschreven, in de daarvoor bedoelde ruimte? Daarvoor is een eenvoudige verklaring: waarschijnlijk is het laatste katern van het handschrift, met Ruusbroecs citaten in de marge, elders geschreven en pas later toegevoegd aan het devotieboek. De laatste twee teksten zijn namelijk in West-Vlaams dialect geschreven. Vermoedelijk is het katern vanuit Vlaanderen aan de zusters in Diepenveen gestuurd, en is het daar samengebonden met het devotieboek, waar het inhoudelijk goed bij paste.
Deventer, Athenaeumbibliotheek, 101 E 7 KL, fol. 229r, ondermarge
De lezer die de passages toevoegde, paste de lay-out van de tekst een beetje aan. Waar Ruusbroecs mystieke teksten auditief gestructureerd zijn, om hardop te worden gelezen of voor toehoorders te worden voorgelezen, zijn de overgeschreven passages hier visueel vormgegeven, als ware het een studietekst die in stilte kon worden bestudeerd. We vinden rode capitulum-tekens die de tekst in kleinere betekeniseenheden indelen, en hier en daar zijn woorden onderstreept, die opzoeken en bestuderen vergemakkelijken.
De boekband laat nog een bijzondere vondst zien. Op de binnenkant van het achterplat bevindt zich een veertiende-eeuws fragment van de Rijmbijbel van Jacob van Maerlant (ca. 1230- ca. 1300). Toen het devotieboek in de vijftiende eeuw in het klooster in Diepenveen werd gebonden, lag er kennelijk een handschrift van de beroemde Rijmbijbel in de binderij. Tegenwoordig wordt elk fragment van de Rijmbijbel gekoesterd, maar toen vond men dit exemplaar blijkbaar niet de moeite van het bewaren waard, en het werd versneden als bindmateriaal. De passages uit Ruusbroecs Geestelijk bruiloft daarentegen zijn in deze codex goed bewaard gebleven, ondanks hun kwetsbare positie in de ondermarges van het boek.
Deventer, Athenaeumbibliotheek, 101 E 7 KL, binnenzijde achterplat met losgeraakt dekblad